Gastcolumn NRC Handelsblad: Wetsvoorstel gegijzeld door amendementen

Als econoom in een vakgebied met veel wet en regelgeving, Corporate Governance oftewel goed ondernemingsbestuur, volg ik nu al jaren de voortgang van het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht. Over dit wetsvoorstel wordt al sinds 2008 gesproken en geschreven. En het einde is nog lang niet in zicht.Het wetsvoorstel was in 2008 vooral bedoeld om ook in Nederland het éénlaagsbestuursmodel, ook bekend als de one tier board, in de wet te verankeren. Bestuurders en commissarissen zitten in dit model in één  raad waarbij de taken zijn verdeeld tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders en dit is internationaal het leidende model. Slechts in een enkel land, waaronder Nederland, zitten deze personen in twee aparte raden. Vanwege de uitzonderingspositie die Nederland hierin heeft, krijgt dit wetsvoorstel ondertussen brede steun in Nederland. Maar waarom duurt het dan zo lang? Het wetsvoorstel is namelijk al in december 2009 aangenomen door de Tweede Kamer en werd in februari 2010 doorgezonden aan de Eerste Kamer. De Eerste Kamer stelde wat vragen en toen lag het ruim veertien maanden stil. In de tussentijd gaf de minister van Veiligheid en Justitie per brief al aan dat de vertraging werd veroorzaakt door andere prioriteiten, spoedeisende zaken en door de wisseling van het kabinet. Twee weken geleden kwamen de langverwachte antwoorden en de plenaire behandeling in de Eerste Kamer zal op  24 mei as plaatsvinden. Het kan dus zijn dat het wetsvoorstel op 24 mei  wordt aangenomen, maar eerlijk gezegd betwijfel ik of de Eerste Kamer zal instemmen. Het wetsvoorstel is namelijk in de loop der tijd aangevuld met meerdere amendementen, met verschillende doelen. Bijvoorbeeld het amendement maximum aantal toezichtfuncties of het amendement evenwichtige verdeling van bestuurszetels tussen mannen en vrouwen. De Eerste Kamer mag geen wijzigingen in wetsvoorstellen doorvoeren, het is alles of niets, goedkeuren of afkeuren. En daar ligt het probleem. Op zijn minst één amendement krijgt nogal wat tegenstand: het maximum aantal toezichtsfuncties per toezichthouder bij grote NV’s,  BV's en stichtingen. Onbetwist is de eis dat toezichthouders voldoende tijd aan hun toezichtfuncties moeten besteden en dat voor het aanvaarden van een toezichtsfunctie deze afweging zorgvuldig gemaakt moet worden. Een commissariaat is een serieuze functie en belanghebbenden hebben het recht om te eisen dat toezichthouders deze tijd ook vrijmaken. En natuurlijk zou het goed zijn als bij de zoektocht naar nieuwe toezichthouders gezocht wordt buiten het geëigende netwerk. Maar het voorstel is verder nogal extreem en ongenuanceerd. Het maakt nogal verschil of je wel of niet nog een fulltime hoofdfunctie bekleedt, en hoeveel tijd je dus daarnaast kan besteden aan bestuurlijke activiteiten en commissariaten. Gevreesd wordt dat deze maatregel vooral ten koste zal gaan van de veel minder goedbetaalde toezichtsfuncties in de non-profit  sector. Dit amendement  ontbeert de noodzakelijke brede steun en kan dus bij afwijzing het gehele wetsvoorstel opnieuw vertragen. Gaat het te ver te concluderen dat amendementen bij wetsvoorstellen elkaar in een wurggreep houden en zo besluitvorming vertragen? Zou het een idee zijn om amendementen afzonderlijk als wetsvoorstel voor te leggen aan de Tweede-,  en vervolgens Eerste Kamer? Of verkleint dit misschien de onderhandelingsruimte voor de indieners van amendementen? Misschien is dit een te economische aanpak van de juridische werkelijkheid. Ben erg benieuwd naar de stand van zaken na 24 mei.

Deze column in gepubliceerd in NRC Handelsblad. Citeren als: M. Luckerath-Rovers (2011), Wetsvoorstel gegijzeld door amdendementen, NRC Handelsblad, 17 mei 2011.